Onderzoeker Peter Meister-Broekema promoveert op co-creatie

  • Nieuws
foto Peter Meister-Broekema.jpg

Op 9 november verdedigde onderzoeker Peter Meister-Broekema ’s middags zijn proefschrift ‘Disentangling Co-creation and Social Innovation’ bij de RUG in het Academiegebouw in Groningen. Peter werkt als onderzoeker binnen het lectoraat Leefomgeving in Transitie van lector Elles Bulder bij Kenniscentrum NoorderRuimte.

Analyse EU-subsidies leert: nauwelijks aandacht voor kwaliteit van co-creatie binnen sociale innovatie

Peter Meister-Broekema toont aan dat er een zogenaamd beleidsparadigma lijkt te zijn ontstaan waarin sociale innovatie en co-creatie samen met impact verstrengeld zijn geraakt. Omdat deze concepten samen worden gebruikt, geven zij elkaar automatisch betekenis. Hierdoor wordt impact intrinsiek behaald, omdat je in een project samenwerkt met stakeholders. Het is dan voldoende om te laten zien dat je samenwerkt, in plaats van hoe.

Co-creatie binnen sociale innovatie moet meer als een proces worden geëvalueerd in plaats van puur op de uitkomsten of het aantal betrokken partners, stelt Meister-Broekema. Daarvoor zou het goed zijn om de tevredenheid van de deelnemers mee te nemen. Hij ontwikkelde een evaluatieraamwerk om dat te kunnen doen. De onduidelijkheid van beide begrippen kan vooral bij internationaal vergelijkend onderzoek ook leiden tot een bias, omdat interpretaties van concepten in verschillende landen en contexten verschillen. Derhalve is het aan te bevelen om beter te reflecteren op dergelijk onderzoek.

Co-creatie en sociale innovatie zijn momenteel gevleugelde begrippen in zowel beleid als wetenschappelijk onderzoek. Bijna altijd is de grondhouding ten opzichte van deze begrippen intrinsiek positief, zonder dat er onomstotelijk bewijs voor de toegevoegde waarde van deze begrippen bestaat. In zijn onderzoek keek Meister-Broekema naar de ontwikkeling van zowel sociale innovatie als co-creatie in de theorie en de praktijk. Door het analyseren van het gebruik van deze begrippen in achtereenvolgens EU-beleid, EU-subsidies en toegekende EU-projecten kon hij laten zien dat beide begrippen niet alleen onduidelijk zijn, maar elkaar versterken en van waarde voorzien. Daardoor wordt bijvoorbeeld co-creatie als een integraal onderdeel van sociale innovatie gezien en is het betrekken van stakeholders voldoende om te kwalificeren als goede sociale innovatie. Een systematische literatuurstudie ondersteunt deze bevindingen.

Vanwege de onduidelijkheid van beide begrippen en het feit dat zij elkaar versterken is er nauwelijks aandacht voor de kwaliteit van co-creatie binnen sociale innovatie. Dat is te zien bij zowel sociale innovatieprojecten, maar bijvoorbeeld ook bij zogenaamde ‘living labs’. Om de kwaliteit van de co-creatie binnen sociale innovatie te kunnen monitoren en te verbeteren, ontwikkelde Meister-Broekema vervolgens op basis van een literatuurstudie een raamwerk voor evaluatie. Dit raamwerk kan worden gebruikt door zowel beleidsmakers als deelnemers in sociale innovatieprojecten. Hierdoor zal niet alleen de kwaliteit van de samenwerking toenemen, maar wordt het potentieel van deze samenwerking waarschijnlijk beter benut.