Op naar de stembus! Lector Wytze van der Gaast over energietransitie
- Nieuws
Op 29 oktober gaan we voor de derde keer in vijf jaar naar de stembus om een nieuwe volksvertegenwoordiging te kiezen. Het is de laatste ministersploeg niet gelukt om orde op zaken te stellen en oplossingen aan te dragen voor de uitdagingen waar Nederland voor staat. In opmaat naar de verkiezingen vragen wij vier deskundigen binnen de Hanze hoe zij denken dat er gehandeld moet worden op een aantal prangende zaken. #1 - Wat zou Wytze van der Gaast, lector Economische Vraagstukken binnen de Energietransitie het nieuwe kabinet adviseren?
Tekst: Loes Vader
“Ik vind het heel belangrijk om goed na te denken hoe we energiemarkten organiseren. Men probeert klimaatdoelen te halen maar de huidige systemen zoveel mogelijk intact te houden. Dus verandering door zo weinig mogelijk te veranderen. Dat botst. Het huidige energiesysteem, dat we in 150 jaar hebben opgebouwd, is gebouwd op fossiele brandstoffen maar is niet langer geschikt voor energie uit zon, zee en wind. Dat vraagt niet alleen om technische aanpassingen, maar ook om nieuwe economische verdienmodellen. Tot nog toe waren de markten min of meer gescheiden: olie voor transport, gas voor verwarming, kolen voor de industrie en elektriciteit voor apparaten. Nu zie je dat elektriciteit ook het vervoer, de industrie en warmte gaat bedienen. Dat betekent dat het energiesysteem er anders uit gaat zien. Dan ontkom je er niet aan om ook de energiemarkten opnieuw te organiseren. Dat is wat mij betreft de belangrijkste verandering om de energietransitie richting 2050 een stevige boost te geven.”
“In mijn onderwijs aan de Energiemasters benadruk ik altijd dat energietransitie niet draait om ‘losse blokjes’ verplaatsen, maar om een systeemverandering. Je moet zorgen voor de juiste techniek, dat het economisch haalbaar is en dat het acceptabel is vanuit maatschappelijk oogpunt. Je moet de huishoudens ook meenemen, zodat energie niet alleen schoon en bereikbaar is, maar ook betaalbaar. Studenten beginnen vaak idealistisch, maar leren gaandeweg dat realisme nodig is. We doen rollenspellen waarin zij ministers zijn in een kabinet dat afwegingen moet maken, dan merken ze hoe moeilijk het is om vergaande klimaatdoelen te combineren met banengroei en economische stabiliteit. Dat gevoel wil ik mijn studenten meegeven: je moet reëel zijn in wat je kunt bereiken om het systeem van de energiemarkt stapje voor stapje te veranderen.
“In ons onderzoek lopen twee projecten. Het eerste gaat, in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei, over het opnieuw ontwerpen van de energiemarkten, met behoud van toegankelijkheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid. Zodat we de triple A-status van de Nederlandse energiemarkt kunnen behouden, met een zo laag mogelijke CO2 uitstoot.
Het tweede project is met de procesindustrie, waar we samen met een aantal bedrijven onderzoeken hoe ze hun bedrijfsvoering kunnen aanpassen zodat ze flexibeler kunnen omgaan met hun energieconsumptie. Dat betekent dat ze kunnen inspelen op momenten van netcongestie en tegelijkertijd kunnen besparen door slim in te kopen. Dat er ook een verdienmodel aan zit, door op goedkope uren in te kopen en op dure uren niet. Je kunt dus geld besparen door flexibele consumptie op de energiemarkt.”
“Een nieuw kabinet kan bij mij aankloppen met vragen over flexibilisering. Tot nu toe was elektriciteit altijd stabiel en voorspelbaar, het kwam betrouwbaar uit het stopcontact. Het nadeel was dat aan het andere eind van het stopcontact een kolen- of gascentrale stond die CO2 uitstootte. Met zon en wind moeten we meebewegen met het weer. Dat hoeft economisch geen slecht nieuws te zijn: met de juiste businessmodellen kan het juist kansen bieden. Als je het maar verstandig doet. Bedrijven moeten daar wel hun medewerkers en klanten in meenemen. Wij helpen mee om die verdienmodellen uit te werken, zodat duurzaamheid aantrekkelijk en haalbaar wordt. Vaak hoor je dat het technisch niet kan of economisch niet haalbaar is. Maar als je creatief nadenkt en met elkaar in gesprek gaat, blijkt dat er oplossingen zijn, die je kunt vertalen in een solide bedrijfsmodel. Daardoor kun je met een andere manier van werken en een andere manier van denken nog steeds geld verdienen. Aan de intrinsieke motivatie van bedrijven twijfel ik niet, die willen meestal echt wel een bijdrage leveren aan duurzaamheid. Dat zien ze als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en als teken van vooruitgang. Maar de kosten en de baten moeten goed worden afgewogen.”
“De warmtetransitie moet een grote sprong maken. Dat is een heel belangrijk doel van het Nederlandse energieplan, dat lastig van de grond komt. We zijn gewend aan aardgas, maar we moeten sneller overstappen. Het Nationaal Plan Energiesystemen gaat uit van een belangrijk aandeel hierin van warmtenetten. Die komen echter moeizaam van de grond: mensen wantrouwen de kosten en projecten lopen vast in bureaucratie. Een project als Warmtestad Groningen moet langs verschillende loketten, ministeries en uitvoerende agentschappen met eigen regels en toetsingskaders voor financiering. Als er één loket ‘nee’ verkoopt dan stokt het proces. Mijn voorstel is een revolverend fonds, een geldpot gevuld met opbrengsten uit bijvoorbeeld CO2-beprijzing, waaruit warmtenetten continu kunnen investeren. Zo houd je projecten in beweging en blijven de kosten voor huishoudens betaalbaar.
“Energietransitie is complex. Ambitieuze klimaatdoelen zonder bereidheid om het systeem écht te veranderen, werken niet. Juist daarom moeten we structureel anders denken over markten, flexibiliteit en warmtevoorziening.”
Hoe tevreden ben jij met de informatie op deze pagina?