Promoveren in onderwijs: toekomstige zorgverleners leren breder te kijken naar pijn
- Nieuws
Pijn is vaak meer dan alleen biomedisch verklaarbaar. Toch leren fysiotherapeuten nog veelal vanuit dat idee te onderzoeken en behandelen. ‘En dan kan het gebeuren dat patiënten van het kastje naar de muur worden gestuurd’, zegt docent-onderzoeker Anneke Beetsma.
‘Veel fysiotherapeuten kijken naar de pijn van hun patiënt met een biomedische blik: iets in het lichaam dat ‘gerepareerd’ moet worden’, zegt Anneke Beetsma. ‘Dan volgt vaak een ‘quick fix’: een snelle mobilisatie of manipulatie. Terwijl pijn vaak veel meer is dan dat. Ook als iemand ‘gewoon’ door de enkel is gegaan, speelt er meer. Mensen maken zich zorgen, zijn soms emotioneel en worden ook nog beïnvloed door hun omgeving: is er steun of juist niet? Pijn is dus nooit alleen biomedisch verklaarbaar.’
Beetsma zag in het onderwijs dat studenten vaak nog te weinig kennis, competenties en vertrouwen hebben om vanuit een breder, biopsychosociaal perspectief te handelen. ‘Er is wereldwijd veel kennis over dit perspectief, maar in het onderwijs is dat nog niet goed verankerd. Daar wilde ik een verbeterslag in maken.’
Hoe meet je wat fysiotherapeuten echt begrijpen van pijn en hoe ze tegenover pijn staan? Die vraag vormde het vertrekpunt van het promotieonderzoek van Beetsma. ‘We hebben een eigen vragenlijst ontwikkeld: de KNAP-vragenlijst. Dat staat voor Knowledge and Attitudes of Pain,’ vertelt ze. ‘Daarmee kunnen we meten hoe toekomstige fysiotherapeuten denken over pijn en of ze al werken vanuit een biopsychosociaal kader.’
De vragenlijst testten Beetsma en collega’s bij studenten fysiotherapie van de Hanze en andere studenten manuele therapie in Nederland. ‘We hadden een grote groep deelnemers, waardoor we de vragenlijst goed konden valideren. Ook konden we meteen zien wat onze doelgroep precies over pijn weet en welke houding ze daarover aannemen.’
Zelfs vanuit China kregen we de vraag of ze onze vragenlijst mochten gebruiken. De vragenlijst is al in verschillende talen uitgegeven en cultureel aangepast. Dat is echt heel leuk om te zien.
In het tweede deel van haar promotieonderzoek richtte Beetsma zich op het verbeteren van pijnonderwijs. ‘Als eerste hebben we met andere professionals uit verschillende zorgopleidingen gekeken: welke onderwerpen zijn nou belangrijk om in pijnonderwijs terug te laten komen, zodat studenten goed voorbereid zijn op deze patiëntencategorie?’
Ook ging Beetsma in gesprek met mensen uit de doelgroep. ‘We hebben mensen geïnterviewd die langdurige pijn hadden gehad, en die zichzelf als ‘verbeterd’ beoordeelden. We wilden weten: wat was voor jou betekenisvol in de revalidatie om te kunnen verbeteren? De thema’s die we uit de interviews hebben opgehaald, kun je vertalen naar leeruitkomsten en competenties in het onderwijs.’
Omdat het curriculum vaststaat en alle studenten aan dezelfde leerdoelen moeten voldoen, mag je daar als onderzoeker geen veranderingen in aanbrengen. Beetsma koos daarom voor een andere aanpak: ze trainde een deel van de docenten fysiotherapie van de Hanze in hoe ze de moderne pijnwetenschap kunnen toepassen in hun praktijklessen. In die training leerden ze pijn te bekijken vanuit een breder perspectief: niet alleen biomedisch, maar ook psychisch, sociaal en persoonsgericht.
Na de training gaven deze docenten hun praktijklessen anders vorm. Ze leerden studenten om pijn anders te begrijpen en te behandelen. Ook leerden ze hun studenten om op een andere manier met patiënten te communiceren over pijn. De andere groep docenten werd niet getraind, zodat de onderzoekers de studenten goed konden vergelijken.
Woorden doen veel: als je anders praat, gaan mensen ook anders bewegen en kijken naar hun klachten.
De resultaten waren duidelijk: studenten van getrainde docenten scoorden beter op kennis, houding en gedrag rondom pijn. ‘Dat was echt heel mooi om te zien,’ zegt Beetsma. En dat zonder het curriculum aan te passen of extra uren of kosten te maken. Juist dat maakt de resultaten van het onderzoek bijzonder en goed toepasbaar in het onderwijs.
Met haar promotieonderzoek legde Beetsma een goede basis in het pijnonderwijs: ‘We staan nu aan het begin: studenten beter opleiden in het biopsychosociale model en dat steviger inbedden in het onderwijs. De volgende stap is kijken wat dat in de praktijk verbetert voor patiënten.’
Ze ziet daarbij een belangrijke rol voor samenwerking tussen verschillende opleidingen en disciplines.
Ik hoop dat pijneducatie in de toekomst meer een plaats krijgt binnen interprofessioneel leren en werken. Want pijn is complex, daar heb je verschillende vakgebieden voor nodig.
Wat haar het meest trots maakt, is dat haar onderzoek heeft bijgedragen aan een betere samenhang tussen de leerdoelen, het onderwijsprogramma en de toetsing . Deze afstemming (‘constructive alignment’) zorgt voor duidelijker en effectiever onderwijs.
Onderzoeker Lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing
Wil je meer weten over het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing?
Bezoek de pagina van het lectoraatHoe tevreden ben jij met de informatie op deze pagina?