Morele handelings­verlegenheid bij (vermoedens van) kindermishan­deling

  • Onderzoeksproject
Morele handelingsverlegenheid bij vermoedens van kindermishandeling

Een onderzoek naar morele handelingsverlegenheid onder (aankomende) sociaal werkers in situaties van (vermoedens van) kindermishandeling.

Bij (vermoedens van) kindermishandeling ervaren professionals vaak spanningen tussen ‘doorpakken voor veiligheid’ enerzijds en ‘terughoudendheid’ anderzijds. De samenleving vindt namelijk dat kinderen veilig moeten opgroeien, maar vindt tegelijkertijd dat dit moet kunnen plaatsvinden in de intieme sfeer van het gezin. Iedere afweging in deze vaak onoverzichtelijke situaties leidt snel tot morele hoogspanning bij betrokkenen en omstanders. Sociaal werkers kunnen dan het gevoel hebben dat ze tekort schieten om het goede te doen, wat zich kan uiten in onzekerheid, twijfel of stress. In dit onderzoek spreken we dan van morele handelingsverlegenheid.

Doel van dit onderzoek is om sociaal werkers meer ethisch competent te maken om met deze situaties van handelingsverlegenheid bij (vermoedens van) kindermishandeling om te gaan.

Vraagstelling

Hoe kunnen (aankomende) sociaal werkers via opleiding díe competenties verwerven die nodig zijn om morele handelingsverlegenheid bij (vermoedens van) kindermishandeling te hanteren? 
Sociaal werkers blijken vaak wel in staat om situaties van morele handelingsverlegenheid te herkennen maar weten dit niet goed om te zetten in ethisch competent handelen. Op grond van onderzoek naar deze vormen van handelingsverlegenheid zullen didactische werkvormen worden ontwikkeld om deze te hanteren.

Onderzoeksresultaten

De opbrengst van het onderzoek zal bestaan uit inzichten in de uiteenlopende vormen die morele handelingsverlegenheid kan aannemen, een profiel aan competenties die nodig zijn om deze vormen van handelingsverlegenheid te hanteren en didactische werkvormen om deze competenties eigen te maken.

Impact

Het ethisch competent maken van sociaal werkers draagt eraan bij dat zij de op hen aangewezen kinderen en hun ouders beter kunnen ondersteunen en zelf meer weerbaar worden tegen ‘morele overspannenheid’ (moral distress). Een ethisch competente sociaal werker is in staat om situaties van oplopende morele spanning te herkennen, is zich bewust van en kan reflecteren op morele dilemma’s en kan hier, in dialoog met anderen, naar handelen en beslissen in de praktijk.

Wat doen we met de opbrengsten uit het onderzoek?

De opbrengsten aan didactische werkvormen zullen worden verwerkt in het curriculum van sociale studies en een plek krijgen in introductie- en  bijscholingsprogramma’s van betrokken partijen zoals de Raad van de Kinderbescherming, CMzorg en de Jeugdbescherming.

Betrokkenen

Interessegebieden

  • Gedrag en Maatschappij