Op naar de stembus! Lector Annelies Kassenberg over armoede en kansen­gelijkheid

  • Nieuws
Annelies Kassenberg (2).jpg

Op 29 oktober gaan we voor de derde keer in vijf jaar naar de stembus om een nieuwe volksvertegenwoordiging te kiezen. Het is de laatste ministersploeg niet gelukt om orde op zaken te stellen en oplossingen aan te dragen voor de uitdagingen waar Nederland voor staat. Daarom vragen we vier deskundigen binnen de Hanze hoe zij denken dat er gehandeld moet worden op een aantal prangende zaken. #4 - Wat zou Annelies Kassenberg, lector Jeugd en Leefomgeving, het nieuwe kabinet adviseren?

Tekst: Loes Vader 

Stel, jij bent na de formatie de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wat zou je veranderen om kansengelijkheid te stimuleren en armoede te bestrijden? 
“Ik wil de vraag graag veranderen, want ik wil namelijk helemaal geen minister van Sociale Zaken worden. Ik zou het heel wenselijk vinden als we, net als in het vorige kabinet, een minister zouden krijgen voor armoedebeleid. Na het vertrek van Carola Schouten is armoedebestrijding een taak geworden van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Sowieso houd ik me vooral bezig met jeugd, met kinderen. Die zitten niet zo in de smalle opdracht van de minister van Sociale Zaken. 

“Kinderen die in armoede leven – en hun ouders net zo goed – hebben op alle terreinen last van geldgebrek. Het betekent dat ze niet mee kunnen doen aan sporten, niet naar het theater of de bioscoop kunnen en niet naar een kinderfeestje omdat er thuis geen geld is voor een cadeautje. Gezond eten is vaak te duur, waardoor hun gezondheid minder goed is. Veel kinderen hebben stress, waardoor het ook op school minder goed gaat. Dat heeft hele nare consequenties over de jaren heen, over generaties. Veel beleidsdomeinen hebben te maken met het feit dat kinderen in armoede opgroeien. Als minister van Armoedebeleid zou ik de verschillende beleidsdomeinen beter op elkaar laten aansluiten. Ik zou sturen op samenwerking om ervoor te zorgen dat kinderen goede kansen krijgen, zodat ze later zelf niet weer in armoede terechtkomen. Ik denk dat je veel meer bereikt met een minister die zich specifiek bezighoudt met deze problematiek, dan dat je het neerlegt bij een minister van Sociale Zaken.”  

Kun je concrete oplossingen of voorbeelden uit jouw praktijk van onderwijs en onderzoek noemen die hieraan bijdragen? 
“Armoede is niet alleen een geldprobleem. Het gaat over allerlei leefgebieden. Waar ik nog steeds heel sterk in geloof – en gelukkig steeds meer mensen met mij – is het werk van de brugfunctionaris in het onderwijs. Wij doen vanuit het lectoraat al heel lang onderzoek naar die functie en hebben de meerwaarde daarvan kunnen aantonen. Groningen is in 2011 begonnen met twee brugfunctionarissen in het basisonderwijs en inmiddels hebben we er meer dan 1100 in Nederland.  

“Ze zorgen ervoor dat kinderen mee kunnen doen en kansen krijgen. Ze kijken met een open blik. Ze zijn niet alleen gericht op onderwijs, maar kijken ook: kan dit kind misschien goed sporten en kunnen we zorgen dat hij weer op voetballen kan? Moet er iets in de thuissituatie gebeuren, bijvoorbeeld een bed regelen zodat hij goed kan slapen en weer fit op school komt? Of moeten we iets doen met de ouders zodat zij wat minder stress ervaren en weer betere ouders kunnen zijn? 

“De brugfunctionaris zorgt ervoor dat de leefwereld van thuis, school en buurt beter op elkaar aansluiten. En daar hebben kinderen grote behoefte aan. Vanuit de Hanze bieden wij scholing aan voor de brugfunctionarissen, zodat ze hun rol professioneel kunnen invullen. Samen met collega’s uit Rotterdam zijn we een handreiking aan het ontwikkelen om al die nieuwe brugfunctionarissen op weg te helpen.” 

Met welke vraagstukken kan het nieuwe kabinet bij jou aankloppen? 
“Veel van mijn werk gaat over samenwerken rondom kinderen. Dus voor dat soort thema’s kunnen ze bij mij aankloppen. Het gaat erom hoe je een sterk netwerk bouwt rond kinderen, hoe je professionals beter laat samenwerken en hoe je samenwerking in de wijk organiseert. We moeten echt af van die verkokering waarbij iedereen zijn eigen ding doet.  

“We hebben de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met hoe je dat kunt doen. Bijvoorbeeld in een integraal kindcentrum waar onderwijs en opvang samenwerken. Of met wijkplannen, waar ook het sociaal team, de wijkagent en sportclubs betrokken zijn. Elke organisatie heeft zijn eigen doelen, maar er zijn ook gemeenschappelijke doelen omdat iedereen met dezelfde gezinnen werkt. Vanuit die gezamenlijke doelen moeten we meer verbinden.” 

Als je één verandering morgen zou mogen doorvoeren, welke zou dat zijn? 
“Ik zou alle professionals meer tijd gunnen om goed te luisteren naar wat mensen en kinderen écht nodig hebben. We bedenken heel vaak voor anderen wat de oplossing zou moeten zijn. Armoede krijgen we niet één-twee-drie de wereld uit, maar wat ik moeilijk vind, is dat zoveel mensen daar stress van ervaren.” 

“Ik denk dat je aan mensen zelf moet vragen: wat heb je nodig? Natuurlijk zou het fijn zijn als al die geldzorgen ineens weg zijn, maar er zijn ook quick wins. Bijvoorbeeld: veel gemeenten werken met kindpakketten, subsidieregeling waaruit ouders zelf kunnen kiezen waar ze het geld aan willen besteden. Bijvoorbeeld zwemlessen of een nieuwe fiets. In één gemeente kozen ouders massaal voor een uitje naar een pretpark. Een fijne dag als gezin. Dat kan ik zo goed begrijpen. Dat gun ik alle kinderen. Beleid, onderwijs en zorg moeten hand in hand gaan om de volgende generatie een eerlijke start te geven.” 

Lees ook:
Op naar de stembus! Lector Pim Valentijn over het zorgstelsel
Op naar de stembus! Jelle Pama over wonen
Op naar de stembus! Lector Wytze van der Gaast over energietransitie